Dit verschil in macht doet zich overal voor. De kleine boer die wil verkopen aan een multinational moet de prijs die geboden wordt, accepteren. Doet hij dat niet, dan raakt hij zijn producten niet kwijt. Dit is de situatie met veel tropische producten die wij hier gebruiken. Dit speelt bij producten als koffie, cacao, thee, suiker etc., met als gevolg dat vele kleine boeren onder de armoedegrens leven. In 2020 werden tussen 720 en 811 miljoen mensen geconfronteerd met honger. Bijna 1 op de 3 mensen hadden geen toegang tot adequaat voedsel. FAO vermeldt dat 80% van het wereldwijde voedsel wordt geproduceerd op kleinschalige en familiebedrijfjes. Het gaat hierbij dus om grote groepen mensen. 

Neem bijv. de koffieproductie. Koffie wordt geproduceerd op ongeveer 12.5 miljoen koffie boerderijen. Bijna 95% van de koffieboeren hebben minder dan 5 hectare land waarop zij verbouwen, en 84% heeft zelfs minder dan 2 hectare. Volgens de Coffee Barometer 2020 produceren deze bedrijfjes 73% van alle koffie, terwijl de overige 27% van grote koffie bedrijven komt. Wanneer we uitgaan van een gemiddelde gezinsgrootte van 4 personen, houdt dit in dat zo’n 50 miljoen mensen direct worden beïnvloed door de koffieprijzen. Daarnaast zijn er nog vele anderen die weer afhankelijk zijn van de inkomsten van deze boerenfamilies, zoals winkeliers, toeleveranciers enz.

In 1948 is de Internationale Mensenrechten Conventie aangenomen in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Hierin staat o.a. gespecificeerd dat iedereen die arbeid verricht recht heeft op een beloning die het voor zichzelf en het gezin mogelijk maakt een waardig leven te leiden. (Artikel 23), en dat iedereen recht heeft op een adequate levensstandaard voor zichzelf en zijn gezin, inclusief voedsel, huisvesting, medische zorg en noodzakelijke sociale diensten (Artikel 25). Het feit dat Nederland medeondertekenaar is van deze Conventie, houdt in dat wij geen genoegen mogen nemen met armoede bij onze leveranciers.

Gelukkig breekt dit inzicht steeds meer door. Grote producenten van koffie, cacao e.d. onderzoeken tegenwoordig wat hun producenten verdienen en in hoeverre dit voldoende is om van te leven. Hierbij worden de concepten ‘Leefbaar Loon’ voor werknemers en ‘Leefbaar Inkomen’ voor boeren gebruikt. Nu zou je zeggen, wanneer duidelijk is dat er een groot verschil is tussen wat boeren betaald krijgen en wat ze zouden moeten ontvangen om van te leven, de betaalde prijzen stijgen. In werkelijkheid is dat echter niet zo simpel. In de keten van producent tot consument heeft iedereen zijn eigen belangen, die hij niet wil opgeven. Betere prijzen ja, maar niet ten koste van mij. Dit gaat op voor handelaren en andere schakels tot consumenten. Zodra de prijs van een product omhoog gaat, zoeken consumenten naar alternatieven. Toch zitten de grootste problemen niet bij de consumenten. Uit een studie ‘Who’s got the Power’ uit 2014 blijkt dat in het geval van suikerriet 33% van de waarde naar retailers gaat, 21% naar raffinaderijen,  25% naar molens, 3% naar handelaren en slechts 12% naar de 2 miljoen boeren en arbeiders. Bij cacao krijgen branders 40%, retailers 35% en de 14 miljoen boeren en arbeiders slechts 5%.

In de belangrijkste cacao exporterende landen Ghana en Ivoorkust is het Leefbaar Inkomen berekend op € 2.16 en € 2.49 per persoon per dag, terwijl de boeren gemiddeld slechts € 0.78 per dag verdienen. Gelukkig hebben nu ook de grootste cacao bedrijven, zoals Mars en Nestlé, toegezegd hier verandering in te willen gaan brengen.  

Wat doen de grote certificeringsorganisaties, zoals Fairtrade Int en Rainforest Alliance op dit gebied? Wanneer we koffie bekijken, blijkt dat alleen Fairtrade een minimumprijs berekent die wordt uitbetaald. Rainforest Alliance verplicht kopers een zogenoemd ‘Sustainability Differential’ te betalen, een verplichte extra cash betaling aan gecertificeerde boerderijen boven de marktprijs. Het bedrag voor koffie is echter niet vastgesteld en wordt uit onderhandeld. Voor cacao is wel een minimumbedrag bepaald.

Fairtrade berekent een zo geheten Fairtrade Minimum Price (FMP), een minimum prijs die producenten krijgen wanneer zij hun producten via Fairtrade verkopen. De bedoeling is dat hiermee de gemiddelde duurzame productie kosten van het gewas worden gedekt en moet als vangnet werken wanneer marktprijzen dalen. De FMP werkt als vangnet om ervoor te zorgen dat boeren niet nog armer worden maar is niet voldoende om hen uit armoede te bevrijden. Dan heeft Fairtrade ook nog het ‘Fairtrade Living Income Reference Price’ (FLIRP) concept ontwikkeld dat ambitieuzere doelstellingen heeft. De FLIRP geeft de prijs aan die een gemiddelde boerenhuishouden met een areaal dat groot genoeg is, en voldoende productief is om een ‘Leefbaar Inkomen’ te verwerven uit de verkoop van het gewas. De bedrijfskosten zijn gebaseerd op een model van duurzame productie om de benodigde opbrengsten te behalen. Tot nu toe is betaling van de FLIRP vrijwillig en wordt uitgeprobeerd om de effecten op het bereiken van een leefbaar inkomen te testen.

Andere methodes om een Eerlijke Prijs te bepalen, zoals de ‘Living Income / Fair Price’ methode die niet uitgaat van voldoende productiviteit en voldoende bedrijfsgrootte, maar uitgaat van het feit dat de mensenrechten ons noodzaken iedereen die al zijn/haar arbeid besteedt aan de verbouw van het betreffende gewas recht heeft op een Leefbaar Inkomen, zijn nog niet door organisaties op grote schaal toegepast.  

Concluderend kunnen we stellen dat wel degelijk vooruitgang wordt geboekt op het gebied van eerlijke prijzen, en dat Fairtrade een compliment verdient, omdat ze oog hebben voor deze problematiek, maar dat er nog een lange weg is te gaan voordat de boeren werkelijk een eerlijke prijs voor hun producten ontvangen.

Oktober 2022,  Ruud Bronkhorst

Deze 'Opinion' is ook verschenen in oktober 2022 op de Just Enough website (Link).